GardenStone

Een neerslag van wat snuffelarij in boeken romdom volkssagen en folklore.

Een overblijfsel uit de tijden der Germanen dat zich in verschillende streken in West- en Middeneuropa tot op de dag van vandaag heeft gehadhaafd, zijn de „Twaalf Nachten“, ook wel de Rooknachten of  Ruwe nachten genoemd.

In vroeger tijden begonnen deze twaalf dagen (en nachten) op 21 december, de dag von de winterzonnewende, de dag waarop het licht het donker overwint en de dagen weer langer worden en de nachten korter en duurden tot 6 januari. De beide kerstdagen en de tussenliggende zondagen telden niet mee, die waren ‚demonenvrij“.

Maar al sinds lange tijd worden ze in veel gebieden geacht te beginnen op 26 dezember en duren tot en met 6 januari.

Gedurende deze tijd is de „Wilde Jacht“ onderweg; een leger van geesten, aangevoerd door de germaanse God Wodan, vaak maar niet voortdurend vergezeld van zijn vrouw Frigga, in verschillende streken wordt als Wodans gezellin ook Vrouw Holle genoemd.

Sinds de middeleeuwen  werd, onder invloed van de kerk, verteld, dat dit een tijd was, dat de winterdemonen verschijnen en pas met Heilige Driekoningen weer verdreven worden.

De „Twaalf“ is een duidelijk mengsel van germaanse en christelijke invloeden geworden, waarbij het zeker niet steeds even duidelijk is, welke aspecten van germaanse en welke van christelijke oorsprong zijn. Het is goed mogelijk, dat ogenschijnlijk heidense aspecten er pas tijdens de christelijke middeleeuwen bijgekomen zijn.

Waarschijnlijk waren er eerst maar vier zulke ‚Rook- of  Ruwe Nachten’, dat waren de Thomasdag (21 december), kerstavond (de dag voor kerst, 24 december), oudejaarsavond en de Driekoningennacht (6 januari).

Aan de gebeurtenissen tijdens de Twaalf kende men grote betekenis toe; ze gaven verwachtingen voor het nieuwe jaar weer.

Of de Germanen voor deze dagen ook een speciale naam hadden is niet bekend, het kan een pauze geweest zijn op een oude germaanse kalender; het jaar was voorbij, dan volgden enige dagen van chaos, Wilde Jacht, en daarna begon het nieuwe (kalender)jaar. Maar dit laatste is slechts speculatie

De naam voor deze dagen voert terug op tijden, dat een priester, de huisheer of de huisvrouw het huis uitrookte met rook van gewijde kruiden, om boze geesten, demonen en duivels te verdrijven. (Rook, duits: Rauch).  Na het uitroken werden alle vertrekken van het huis en ook de stallen besprenkeld met wijwater als een soort verzegeling.

Hierbij werden gebeden uitgesproken, de staldeur naar buiten mocht tot het einde van de Twaalf niet meer geopend worden.

In een pan werd wat van de gloed uit het haardvuur gedaan, en daarop werd wierook, gewijde kruiden of delen van een op palmzondasg gewijde bezem gelegd. Met dit ‚rookvat’ ging men dan rond.

Met de gebruikte wierook werd dan vaak nog een liefdestover of een andere tover uitgevoerd. Tijdens de Twaalf waren tovenarijen extra sterk. Aan de andere kant moest men dus op z’n hoede zijn voor tovenarij van anderen.

Wanneer men een pet of hoed boven de rook hield en deze dan opzette, had men een goede bescherming voor het nieuwe jaar tegen hoofdpijn.

Met een gewijd stukje krijt werden boven de toegangen van het huis de voorletters van de „drie koningen“ uit het bijbelse geboorteverhaal van Christus geschreven. Dit vormde een goede afweer tegen geesten die binnen wilden komen. Dit gebruik bestaat ook nu nog in veel katholieke streken.

Tijdens de twaalf dienden vele werkzaamheden stil te liggen, omdat die anders ongeluk brachten. Er mocht geen graan gedorst worden, omdat anders al het koren zou bederven zover men het dorsen kon horen. Men moest niet uit een niet afgedekte bron drinken, hoiesten moest men in een bak, een emmer of een ton, omdat het anders ziekte zou brengen, de vader mocht een kind niet uit het ook verliezen, omdat het anders zou veranderen in een watervat of tobbe.

De was mocht niet gedaan worden, pas na de 6e januari mochten vuile kleren weer gewassen worden, en wanneer Vrouw Holle in deze dagen langskwam, en zag dat het werk aan spinnewiel en weefgetouw niet klaar was en dat er niet ordelijk opgeruimd was, dan kon de huisvrouw op een flinke straf rekenen, betrof het hier ongetrouwde vrouwen en meisjes, dan zou ze het komende jaar niet trouwen, of ze krijgt een echtgenoot met een lange baard, of ze zou sterven.

Tijdens de Twaalf worden mensen gemakkelijk in verzoeking gebracht om de duivel te gaan dienen.

De Wilde Jacht werd vaak gesymboliseerd door wild en ruw  uitziende, sterk behaarde maskers. Vandaar, dat ook wel van de Ruwe Nachten gesproken werd, waarbij ‚ruw’ in de vroegere betekenis van gorf, harig en ongetemd werd bedoeld. Die maskers werden „Perchten“ genoemd, en daarbij kan men denken aan Perchta, zoals Vrouw Holle in zuidelijker streken ook wel werd genoemd.

De twaalf dagen tussen kerst en Driekoningen heetten ook wel de „lotdagen“; om de toekomst te kennen begaf men zich tijdens deze dagen zwijgend naar een wegenkruispunt en luisterde en lette op voortekens die zowel het weer als ook andere gebeurtenissen aanduidden. Het woord ‚lot’ duidt hiier niet op noodlot, maar wordt gebruikt in de oude betekenis van ‚luister’. Elke nacht gaf een voorspelling voor een van de komende twaalf maanden.

Ook dromen tijdens de Twaalf zouden hetzelfde voorspellende karakter hebben.

Men geloofde, dat het het weer tijdens deze twaalf dagen een weersvoorspelling van de respectievelijke komende maanden waren. Zonneschijn had nog een andere voorspellende betekenis, veel zon betekende:

  1e lotdag (25/12):  Het zal een gelukkig nieuw jaar worden.

  2e lotdag (26/12):  Er komenduidelijke prijsverhogingen .

  3e lotdag (27/12):  Twijst en strijd zijn te verwachten.

  4e lotdag (28/12):  Koortsdromen zullen enige gezinsleden plagen.

  5e lotdag (29/12):  Een rijke fruitoogst.

  6e lotdag (30/12):  Ook andere vruchten zullen goed gedijen.

  7e lotdag (1/1):      In de weiden zullen veel goede kruiden groeien.

  8e lotdag (2/1):      Vis en gevogelte zullen talrijk zijn.

  9e lotdag (3/1):      Profijtrijke handel.

10e lotdag (4/1):      Verwacht onweer

11e lotdag (5/1):      Zeer mistige dagen.

12e lotdag (6/1):      Ruzie en verschil van mening.

De geesten, die tijdens de Wilde Jacht door de lucht onderweg zijn, zijn te herkennen aan hun dierachtige voeten. Als bewijs, dat die geesten ook werkelijk bestaan, wordt de zgn. koeievoet schelp aangevoerd. Deze schelp, (Lat. Megalodon), kan tot 20 cm. groot worden en heeft een hartvormige doorsnede, die aan de voetafdruk van een rund doet denken.

Ook als voetafdruk van geesten als b.v. van druiden, kobloden en soortgelijke geesten gold de vijfpuntige druidenvoet, (Pentagram). Deze vijfpuntige symmetrie is op versteende doornhuidige diertjes terug te voeren, ztoals de zee-egel, de zeester, e.d. Het skelet van deze dieren heeft een vijflijnige symmetrie. Dit vond men ongewoon, en daarom werd de fossiele zee-egel al in de bronstijd als magisch voorwerp  gezien en ide doden in het graf als hulp op de verdere reis meegegeven.

De Rook -, of Ruwe Nachten gaan terug tot in het oude Griekenland en zoals wij ze kennen hebben ze zowel germaanse als ook romeinse wortels. Maar ook in de oude culturen van Japan en China treft man dergelijke riten aan; Overal werden die zes laatste en de zes eerste nachten bij een jaarwisseling als een hoogtepunt in de sociale gemeenschap gezien. Volgens oeroude overleveringen bezoeken in deze tijd de geesten van de gestorvenen de levende mensen. In z’n algemeenheid kunnen deze nachten gezien worden als het terugkeren van zielen en het verschijnen van geesten.

In een sage wordt verteld, dat tijdens de Twaalf Dagen de heidense machten met veel geweld regeren. De God Wodan, ook vaak de „Wilde Jager“ genoemd, geeft (boze) geesten toegang tot de aarde en leidt ze als een groot leger in een wilde jacht. De roodogige germaanse doodsgodin Hel reist, evenals Vrouw Holle rond, en in enige streken was het de gewoonte om elke avond in de tuin de vruchtbomen te schudden en hen toe te roepen: „Boompje, boompje, slaap niet, Vrouw Holle komt“. Wodan, de leider rijdt op zijn beroemde paard en is te herkennen aan zijn grote slappe hoed en zijn lange, wijde mantel.

Een andere sage verhaalt, dat de zielen van gestorvenen, samen met wilde zwijnen, hazen en andere dieren het gevolg van de Wilde Horde vormen, en voor dat leger van ongeveer een half miljoen geesten rennen 24 grote zwarte honden uit. ‚s Nachts kan men de jachtroepen en het hondegeblaf horen.

In de Driekoningennacht, de nacht tussen vijf en zes januari wordt de macht van die geesten gebroken door het voortdurende uitroken en het branden van gwijde kaarsen.

De 5e januari geldt nog steeds in enige gebieden als Perchtenavond, waarbij optochten gehouden worden, waarbij de deelnemers Perchtenmaskers dragen. Aan dit stukje heidense folklore werd een christelijk element toegevoegd, waarbij tijdens de optocht met wierookvaatjes gezwaaid en met wijwater gesprenkeld werd, om de aarde weer tot leven te wekken en tot goede oogsten in het nieuwe jaar aan te sporen. Middeleeuwse kerkelijke leiders wilden het met veel lawaai gepaarde „Perchtenlopen“ helemaal uitbannen en organiseerden als tegenhanger de zgn. Driekoningsoptochten en in latere tijd kwam het Driekoningszingen er nog bij.

Wie slim was, kon de macht van de geesten tijdens de Twaalf Nachten voor zichzelf tot nut maken, voorzichtigheid daarbij was wel van heel groot belang.

Wanneer een meisje met een reisbezem de rook in de haard wegveegt en daarbij een passende litanie opzei, dan kan ze het gezicht van haar toekomstige echtgenoot zien in het haardvuur.

Een sage verhaalt hierover van een maagd die dat deed, maar zich verslikte in de litanie, waardoor in de schoorsteen veel lawaai ontstond, en er stenen naar beneden vielen. In haar angst, dat het hele huis zou instorten, begon ze luid om hulp te roepen, maar alle gezinsleden waren naar de kerk. Een buurjongen, die evenseens op het huis moest passen, hoorde haar geroep echter en snelde naderbij. Zo zag ze haar toekomstige gade toch nog, want in de loop van het jaar huwden die twee.

Uit een andere streek komt het verhaal, dat, wanneer men tijdens de Ruwe Nachten op het middernachtelijk uur door een driehoekig venster kijkt, men alle mensen ziet, die in het nieuwe jaar zullen sterven.

Eveneens bestaat de sage dat, wanneer men tijdens deze twaalf nachten tussen 10 en elf uur 's avonds een spiegel begraaft en deze in het eerste uur van het nieuwe jaar weer opgraaft, men daarin de gezichten van zijn vijanden kan zien.

Kijkt men in de Driekongsnacht in het haardvuur en houdt men daarbij drie soorten hout  in de arm, dan kan men in het vuur het ergste leed zien, dat de kijker in het nieuwe jaar zal overkomen.

En tenslotte.... luistert men tijdens de Twaalf Nachten om middernacht naar paard en rund, die dan kunnen spreken, dan brengt dat zelden geluk.